Blogs over Alphen

« Vorige - Volgende »

Stennis met Dennis - Voor de poorten van de hel

7 maart 2013 - 17:19  •  Dennis Captein  •  reacties

Stennis met Dennis - Voor de poorten van de hel

Alphen aan den Rijn -

Naast mij aan de start van mijn eerste ‘20’ stond Trees, die vertelde dat zij als gastvrouw in Castellum werkt. Zij gokte op een eindtijd van twee uur. Ik besloot dat Trees mijn vriendin zou worden; ik zou mij in haar slipstream laten meevoeren. Twee kilometer lang kon ik haar volgen. Toen zag ik haar rug kleiner en kleiner worden. Gelost door Trees besloot ik de moed niet te verliezen.

Links en rechts werd ik ingehaald. Op zich niet erg, maar het doet je nu eenmaal goed als je in elk geval een paar medelopers voorbijstreeft; dat is goed voor de moraal. Als compensatie dacht ik aan de warme douche na afloop.

Na acht kilometer kreeg ik de Rijnbrug in het vizier. Aan de kant stonden tien mannen, luidruchtig en bier drinkend. Eén van hen riep: ‘Kijk jongens, die is niet van plan om eerste te worden!’ De rest lachte zich een breuk. Ik wilde foeteren, maar had al niet veel adem meer en daarom antwoordde ik met mijn middelvinger. Ik troostte mij met de gedachte dat de mannen allen een bierbuik hadden en beeldde mij in dat daar een heel klein piemeltje onder hing.

Het doodse stuk langs het Aarkanaal volgde. Halverwege de weilanden passeerde ik het 10-kilometerpunt en mijn longen schreeuwden: ‘Je bent pas op de helft!’ Ik voelde wat melkzuur is en mijn bovenbeenspieren oefenden een padvindersknoop. Het vooruitzicht van een massage verzette mijn zinnen.

Een man met een groen hemdje liet naast de weg zijn broek zakken. Ik besefte wat hij ging doen, maar geloofde het pas toen ik hem passeerde en de drol in het gras zag vallen. Ondertussen woekerde de pijn door mijn lichaam: voeten beurs, knieschijven dansend, longen brandend, handen tintelend en schouders verkrampend.

Bij het 15-kilometerpunt op de Kennedylaan haalde de man met het groene hemdje mij in. Hij krabde  voortdurend zijn achterwerk. Tja, wie zijn billen niet afveegt, krijgt nu eenmaal jeuk. Een vrijwilligers riep mij toe: ‘De nummer 1 ligt drie uur op jou voor. Als je snel bent, haal je hem nog net in, hahaha!’ Mijn tweede middelvinger van de dag ging omhoog. Een ander zag en hoorde ik tegen zijn mobilofoon praten: ‘Deze zal de finish misschien nog net bereiken. Laat de bezemwagen maar vast komen.’

Ik voelde de paniek opkomen. Het zal mij toch niet gebeuren dat ik het laatste stukje in de bezemwagen moet afleggen? Ik wist dat er een tijdslimiet was. Satan zat op mijn hielen!

En toen was hij daar, ein-de-lijk: de finish! Ik klokte 2 uur, 11 minuten en 52 seconden. Voor de poorten van de hel had ik mijn medaille weggesleept, want drie minuten later hoorde ik de sirenes van de motoragenten die de bezemwagen naar binnen loodsten. De bestuurder stapte uit. Vol venijn keek ik hem aan en dacht: ‘Als jij mij had ingehaald, had ik je hoogstpersoonlijk aan je eigen drietand gespietst.’

Fotograaf: Josh Walet