Centrum
Na het ontstaan van de gemeente Alphen aan den Rijn in 1918 kregen de drie bestaande raadhuizen van de opgeheven gemeenten (Aarlanderveen, Alphen en Oudshoorn) en het secretariegebouw van Alphen een afzonderlijke bestemming voor de gemeenteadministratie. Het voormalige raadhuis van Alphen werd het nieuwe 'huis der gemeente'. In dit pand werd het politiebureau gevestigd en de vroegere raadzaal werd trouwzaal. De nieuwe raadzaal en het kantoor van de gemeenteontvanger kregen een plaats in het voormalige Aarlanderveense raadhuis. Het oude gemeentehuis van Oudshoorn werd bewaarplaats van de oude archieven. De burgemeester, de secretarie en de dienst gemeentewerken kregen een plaats in het gebouw "Overpost" aan de Wilhelminalaan. Deze situatie was voor het functioneren van het ambtelijk apparaat uiteraard niet optimaal zodat in de dertiger jaren de bouw van een nieuw raadhuis aandacht kreeg.
In 1934 overleed oud-burgemeester C.W.C.Th. Visser en de gemeente Alphen aan den Rijn verkreeg uit zijn nalatenschap de state "Doniawier" bij Wons met bijbehorende landerijen. Visser had als voorwaarde gesteld dat bij verkoop van "Doniawier" de helft van de opbrengst zou worden gebruikt als bijdrage in de kosten van aanleg en onderhoud van het Burgemeester Visserpark en de andere helft als bijdrage voor de bouw van een nieuw raadhuis. De nieuwbouwplannen kwamen hierdoor in een stroomversnelling. De Haarlemse architect C.J. Blaauw ontwierp het nieuwe raadhuis. De strenge symetrie aan de buitenzijde valt hierbij op. Zeker gezien de periode van economische crisis waarin het raadhuis werd gebouwd, straalt het een luxe uit. Dat geldt ook voor het interieur. In de centrale hal werden verschillende marmersoorten gebruikt, de raadzaal en trouwzaal werden voorzien van mahoniehouten betimmeringen. De openbare aanbesteding vond plaats in juni 1937 waarbij de bouw voor 185.000,- gulden (exclusief honorarium en opzichtersalaris) werd gegund aan J. van der Bijl, aannemer te Zeist. De bouw werd eind februari 1939 voltooid. Al snel was het raadhuis te klein voor het groeiend aantal medewerkers en vanaf de vijftiger jaren werden verschillende gemeentelijke diensten in andere panden gehuisvest. Nadat in 1986 aan de Castellumstraat een nieuw stadskantoor in gebruik werd genomen, behield het raadhuis aan het Burgemeester Visserpark slechts een representatieve functie, de trouwzaal is nog steeds in gebruik. Bovendien huisvest het op dit moment het Streekarchief Rijnlands Midden en de Streekmuziekschool.
De 3 raadhuizen waarvoor het raadhuis aan het Visserpark kwam waren:
Het gemeentehuis van Alphen (aan de Julianastraat - afgebroken)
Het gemeentehuis van Aarlanderveen (in de Raadhuisstraat)
Het gemeentehuis van Oudshoorn (in de Hooftstraat)
Gerelateerde afbeeldingen:
De Castellumstraat is genoemd naar het Romeinse fort dat in het begin van de jaartelling op de plaats van het centrum van Alphen lag.
Vroeger heette de Castellumstraat de Schoolstraat en nog weer eerder de Papenstraat.
Gerelateerde afbeeldingen:
Op 19 januari 1923 en 29 november 1957 besloot de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn een straat te vernoemen naar Hendrik Stevin, ambachtsheer van Alphen van 1640-1668. Over Hendriks vader, de beroemde Simon Stevin, is veel bekend. Veel minder geldt dat voor zijn zoon Hendrik.
Hendrik Stevin was de zoon van Simon Stevin en Catharina Craij. Simon was kwartiermeester in het Staatse leger, adviseur en intimus van prins Maurits, wiskundige, uitvinder (hij ontwikkelde een zeilwagen en wierp al ideeën op over grootschalige inpolderingen) en vestingbouwer.
Zoon Hendrik volgde eerst een militaire loopbaan tot hij daarvoor door een opgelopen wond ongeschikt was geworden. Op 20 juni 1640 trouwde hij in de Alphense kerk met de ongeveer veertigjarige Johanna van Leeuwen, weduwe van Gerrit Beunen van Wender. Johanna was ambachtsvrouwe van Alphen. De ambachtsheerlijkheid was al enkele generaties in bezit van de familie Van Leeuwen. Door het huwelijk mocht Hendrik zich vanaf 1640 ambachtsheer van Alphen noemen. Ambachtsheren hadden specifieke overheidstaken zoals het innen van belastingen en het benoemen van ambten.
Hendrik bewoonde met zijn echtgenote eerst het Hof van Alphen, maar in 1648 verhuisden zij naar het buitentje Huis Arckom (Brittenrust), staande op de plaats waar nu de oprit van de Koningin Julianabrug ligt.
Evenals zijn vader was Hendrik geïnteresseerd in wiskunde. In 1649 gaf hij in "Materiae Politicae" postuum werken van zijn vader Simon uit. In 1667 verscheen van zijn hand "Wisconstich Filosofisch Bedrijf". Ook die publicatie bevatte artikelen van zijn vader, maar bovendien een verhandeling van Hendrik zelf over de droogmaking van de Zuiderzee en het verbinden van Amsterdam met de Noordzee door middel van een kanaal. Het boek was te koop bij zijn buurman, de chirurgijn Dirck van der Snoeck.
De tijdgenoten oordeelden over Hendrik Stevin dat hij een moeilijk mens was, lastig, eigenzinnig; een ander noemt hem zelfs onaangenaam, humeurig, twistziek. Na een ingewikkeld conflict met de kerk, waarbij Stevin de ambachtsheer van Oudshoorn, de Amsterdamse koopman Cornelis de Vlaming, volkomen negeerde, werd Oudshoorn door diens toedoen een eigen kerkelijke gemeente (1662).