Zwaard met afgebroken gevest. Op beide zijden is de tekst ingelegd met zilver.
Het zwaard is een gevechtswapen. Qua vorm is het vergelijkbaar met een mes, maar het heeft een (aanzienlijk) groter blad.
De eerste ijzeren zwaarden hadden dezelfde vorm als de bronzen zwaarden. Het ijzeren zwaard was aanvankelijk nauwelijks beter dan dat van brons, vaak zelfs slechter van kwaliteit. Later in de ijzertijd kregen zwaarden een lange, rechte kling. Dit waren de zogenaamde spatha's, ook wel gezien als ruiterzwaarden. Dit type zwaard bleef tot ver in de Middeleeuwen in gebruik. De Romeinen gebruikten naast de spatha ook de gladius, een kort en breed steekzwaard.
Aanvankelijk varieerde het staal sterk in kwaliteit. Tijdens de Romeinse tijd werd staal met een hoog koolstofgehalte samen met staal van een lager koolstofgehalte gecombineerd in zwaarden. In de vroege Middeleeuwen was dit een algemeen gebruik. Door het in elkaar draaien van stroken staal met veel en weinig koolstof kreeg het zwaard een fraai donker en licht streepjespatroon, ook wel damast genoemd. In de Vikingtijd kwam naast het damaststaal ook monostaal in gebruik. Dit betekende dat het hele zwaard uit een staalsoort van hoge kwaliteit werd gemaakt en dus niet meer het streepjespatroon had. In de late Middeleeuwen werd alleen nog monostaal gebruikt. In deze tijd kreeg het zwaard de bekendste vorm met een lange slanke kling, een lange dwarsbescherming voor de pols en een handvat met massieve metalen knop voor balans. Zwaarden na de Middeleeuwen kregen een nog effectievere handbescherming, die de hele hand bedekte. Dit waren de zogenaamde sabels, zwaarden met een dunne gekromde en eenzijdige kling. Het zwaard is nog eeuwenlang naast vuurwapens gebruikt, maar werd uiteindelijk volledig vervangen als wapen. In het leger heeft het nu alleen nog een symbolische betekenis.
Gerelateerde afbeeldingen: