Blogs over Alphen

« Vorige - Volgende »

De spuit erin?

19 oktober 2011 - 11:39  •  Eline Mara  •  reacties

De spuit erin?

Alphen aan den Rijn -

Wat ik me afvraag is, waarom mensen beginnen met die onzin van Botoxspuiten. Ze vinden zichzelf na een oppompbehandeling mooier, zeggen ze.
Mijn dringende vraag vervolgens is, vinden ze zichzelf dan niet mooi met hun natuurlijke uiterlijk? Waar is hun zelfrespect dat ze naar een spuit moeten en willen grijpen?
Vraag mij wat ik mooier vind, een strakgetrokken stuk vel dat niet meer van harte in een schaterlach kan uitbarsten of een natuurlijk verouderde huid. Dat laatste dus.

Mijn theorie luidt: hoe mee rimpels en meer zilverwitte haren, hoe meer levenservaring iemand heeft. Iedere rimpel, ieder haartje is er weer een. Mijn rimpelige vel zal ik niet zo snel laten opspuiten, maar ieder zijn meug hoor.
Vroeger vonden we mensen met een grote levenservaring een wijs mens. Dat vind ik nog steeds, maar mag ik het alsjeblieft ook zien?
Mooie rimpels, diepe groeven, kraaienpootjes en lachrimpels in het gezicht. Prachtig en dat dan gefotografeerd met een hard zwart-wit contrast. Kunstzinnigheid ten top van een gezicht. Een beeldhouwer doet het niet zo snel na, maar een poppengezicht is snel klaar. Hup, jas die naald er maar in. Van mij mogen ze.
Ergens heb ik ooit gelezen, ik dacht in de Statenbijbel: grijsheid is de kroon van het leven. Dat is meteen de enige uitspraak in de bijbel waar ik het mee eens ben, het is maar dat u het weet.
Mijn respect voor de strakke plastic poppen is ver te zoeken vooral omdat ze in mijn idee onvoldoende zelfrespect hebben. Ze houden niet van zichzelf, dus ook niet van anderen.
Mag ik dit zeggen? Ja, wel het is mijn mening en voor de rest zoeken ze het maar uit. Basta.

Veel interessanter vond ik het artikel over Zuidelijke hogescholen als lichtend voorbeeld. Ja, daar gloeit mijn hart nu van trots, ik met mijn zuidelijke wortels en beschaving. Ik roep al jaren dat wij in Zuid-Limburg al culturele beschaving hadden terwijl hier het water bij de mens nog letterlijk aan de lippen stond.
Kijk naar Maastricht waar nu de universiteit is.Tilburg, nog zo’n verlichtend voorbeeld maar, Limburg staat toch mooi bovenaan met de negenenzestig punten. Logisch, het is langer in ontwikkeling en kleinschaliger dan de eenheidsworstenfabrieken elders in het land waar leerlingen of studenten nummers zijn en geen mensen met namen.

Jaren geleden, toen ik nog in het onderwijs aan het Mbo werkte, kenden wij als team na drie weken in het nieuwe schooljaar, de namen van de meeste nieuwe leerlingen. Ik blijf ze echt leerlingen noemen hoor, het zijn geen studenten. Binnen drie weken wisten we in een teamoverleg wie werd bedoeld met ‘Loesje’. Als we, lees ik, ruim honderd nieuwelingen kregen, wist ik in mijn goede tijd die namen. Dan was het niet meer: ‘Hé, jij met dat blauwe truitje of die mooie blonde haren.’ Het gezicht had en naam en daardoor werd het een mens die in het lokaal zat.
Kom daar nu eens om in een ROC met tweeduizend leerlingen? Ammehoela, het zijn anonieme ganglopers die rondlopen. Wanneer ik dan aan een ex-collega vraag of men die of die in de les heeft, krijg ik vaak een schouderophalen als antwoord. Dat zegt iets.

Regels en grenzen, daar draait het om en in een worstenfabriek liggen die ruimer dan binnen onderwijs. ONDERWIJS, mensen begeleiden naar volwassenheid, hen de eigen verantwoordelijkheden laten ontdekken en nemen.
Dit geldt uitdrukkelijk niet alleen voor leerlingen, ook managers en directie moet hier kennelijk begeleiding krijgen. Dat is mooi, ze kunnen terecht in het zuiden van het land.
Zouden ze er iets van opsteken? Of is het weer weggegooid geld uit de veel te ruime subsidiepot die opeens moet worden verbruikt.
Ja, als je wat overhoudt in het onderwijs, word je daar het volgende jaar op gekort. Het devies is dus: alles wat je krijgt, moet je verbruiken. En dat in deze zorgelijke economische tijden. Zou er nog hoop zijn voor de managers in de Randstad of zijn ze te oud om nog iets te leren? Wellicht bestaat er een spuit die hen op weg kan helpen.

Fotograaf: Josh Walet